donderdag 29 september 2016

Reiger vangt bot.

Een heel ongewoon en op zijn minst onverwacht tafereel, een grote zilverreiger die in de Biesbosch een platvis vangt. Vandaag zagen we de desbetreffende zilverreiger worstelen met een net gevangen vis. Hij had ook wat omstanders om zich heen verzameld die minstens net zo verbaasd waren als wij. Een kleine zilverreiger, diverse kokmeeuwen en een kraai stonden links en rechts naast hem. De bot was, schat ik een centimeter of vijftien tot twintig. De reiger probeerde de vis met de kop eerst naar binnen te laten glijden, maar die was te breed. Logisch want de platvis is plat en breed met beide ogen aan een kant van de kop, de "bovenkant" genoemd. Keer op keer wierp hij de vis een stukje omhoog om hem daarna op te vangen met zijn lange smalle gele snavel. Een onbegonnen actie.

Zwaaikom eind vijftiger jaren
De vis, een bot behoort niet tot het standaard menu van de grote zilverreiger. Normaal vangen ze voorntjes, bliekje of baarsjes, mooi rond en niet te lang, glijden deze visjes in de vorm van een torpedo met de kop naar voren, makkelijk naar binnen. Een bot is een platvis die normaal gesproken in zout water zoals de Delta en de Wadden voorkomt maar ook makkelijk kan leven in brak en zoet water. Deze platvissoort komt ook in de Rijn tot in Zwitserland voor.

Ik kan me nog goed herinneren dat ik als klein manneke vaak botjes en krabben ving in de "zwaaikom" van het Wilhelminakanaal. De zwaaikom was een verbreding van het kanaal zodat de Zweedse coasters, nadat ze hun houtlading voor de Simfa, een houtfabriek in Oosterhout gelost hadden, konden keren. In die tijd stond het Wilhelminakanaal via de Biesbosch nog in directe verbinding met de Noordzee. We hadden destijds ook eb en vloed in het kanaal en niet te weinig ook. Met springtij kwam het voor dat het water tot op de brug stond en de auto's langzaam door het water richting Den Hout reden. Met de voltooiing van de Deltawerken verdween het tij in Oosterhout.
                                                                     
Deze vis, de bot, familie van de schol, kan dus in zoet water leven maar het is vele jaren geleden dat ik er een in het binnenland heb gezien, groot was de vreugde dus en tegelijkertijd enorm veel spijt dat mijn camera met telelens honderd meter verderop nog in de auto lagen.

De bot leeft bij voorkeur in een getijde gebied en aangezien dat we dat niet meer hebben in Oosterhout zal de bot uiteindelijk ook wel vertrokken zijn. In de Biesbosch heb je dat nog wel, weliswaar in geringe mate maar dus voldoende voor de bot om dit gebied als zijn leefgebied te maken. Met deze waarneming en de herinnering aan vroeger maakte dat het weer een topdag was.

dinsdag 27 september 2016

Pestkop gezien.

buizerd wordt gepest door een kraai
Wat me vanmorgen opviel, was de mopperende kraai die een jagende torenvalk achterna zat en hem flink verstoorde bij zijn dagelijkse klusje, prooien vangen. Het is het gedrag wat je wel vaker bij zwarte kraaien en ook eksters ziet. Kraaien die roofvogels achterna zitten en schijnaanvallen uitvoeren. Zwarte kraaien jagen in de Oranjepolder achter torenvalken en buizerds aan en proberen zo de roofvogels uit hun gebied te verjagen en als dat niet lukt proberen ze hem wel zoveel mogelijk dwars te zitten. Irritant gedrag waar de roofvogels uiteindelijk ook genoeg van krijgen en wat verderop hun geluk gaan beproeven. Waarom kraaien dit doen weet ik eigenlijk niet. Roofvogels hebben een redelijk ander dieet dan zwarte kraaien en roofvogels loeren in deze tijd echt niet op jonge vogels, dus ook niet op jonge kraaien en een goede reden voor dit gedrag is daarom ook niet aan te wijzen.

Een vogel waarvan je verwacht dat hij anderen pest is de pestvogel. Maar het gekke is dat deze wintergast helemaal niemand pest, hij werd heel vroeger wel gezien als de brenger van de pest, maar dat is een ander verhaal. En als je de pestvogel eens goed bekijkt, zie je een prachtige vogel die weliswaar streng kijkt maar ook erg sociaal is, ze zijn altijd met een groepje en zitten niemand dwars. Maar daar gaat het nu niet over, het gaat over pesten door kraaien.

Kraaien zijn wat het pesten betreft erg handig, vaak met z'n tweeën en soms ook samen met eksters proberen ze de roofvogels, tot zeearenden toe, het leven zuur te maken. Ze gaan soms zo ver dat ze door handig samenwerken in staat zijn om prooien van buizerds af te pakken. Buizerds vind ik ook altijd wat sloom en gelaten reageren op al dat gepest. Nooit zie je een buizerd of torenvalk eens flink uit zijn plaat gaan en de pestkop eens een flinke aframmeling te geven. Nee, wat dat betreft zijn roofvogels in de polder een stelletje slappelingen die niet veel te vertellen hebben en hun imposante verschijning niet echt inzetten om de kraaien en eksters op voorhand op andere gedachten te brengen.

Dus, als het gaat om voedsel bemachtigen snap ik dat gedrag van kraaien wel, stelen van de buizerd of torenvalk is een stuk makkelijker dan zelf een prooi vangen. Maar zomaar pesten van een overvliegende buizerd of torenvalk snap ik niet goed en ik moet zeggen dat mijn speurwerk op internet ook niet veel heeft opgeleverd. nergens een goede wetenschappelijke onderbouwing van dit typische gedrag. Daarom, stop met pesten, het is nergens voor nodig!

vrijdag 23 september 2016

300 snippen in de knip.

een paar foeragerende watersnippen
Heel af en toe kom je in de Oranjepolder een vogel tegen die hier niet zijn vaste woongebied heeft en dat is in dit geval de watersnip. Tijdens de Atlastellingen in 2012 en 2013 hebben we de watersnip in de Oranjepolder gezien en hebben we deze soort ook gemeld bij SOVON. Eind 2013 zaten in een grasakker een twintigtal watersnippen. Uitrusten voor de trek naar Afrika. Ik moest gisteren aan deze waarnemingen terugdenken omdat ik in de polders Muggenwaard en Kievitswaard, onderdeel van de Grote Noordwaard, heel veel watersnippen heb gezien. Werkelijk waar, in totaal telde ik in dit gebied ruim driehonderd watersnippen, 303 om precies te zijn, onwaarschijnlijk veel vond ik dat.

De watersnip leeft normaal gesproken verborgen in natte weides, gemaaide rietvelden en natte oeverbegroeiing en zoekt zijn voedsel op de tast in een zachte modderige bovenlaag van de bodem. Door zijn lange snavel is hij in staat om in de vochtige tot natte modderige bodem te zoeken naar insecten, larven, spinnen, wormen en slakjes. Je ziet hem niet snel zitten, door het prachtige verenkleed wat hij heeft, bruin met lichte beige, wat gelige lengtestrepen. Hij vertrouwt ook op zijn schutkleur en vliegt pas op het allerlaatste moment op.

een uitgestorven Nederlandse snip
Lang geleden was ik al gek op de snip en deed er werkelijk alles aan om er zoveel mogelijk te pakken te krijgen. Wat een lastige klus was dat, maar gisteren had ik er zomaar bijna driehonderd in een keer te pakken en rekende mij al rijk. Ik geloof dat ik er vroeger zelf nooit meer dan een in handen heb gehad, want als ik er een had dan brandde hij al in mijn zak en kocht er weer iets onzinnigs van. Ik denk dat het en paar LP's waren van wat onduidelijke bandjes?

Men schat het aantal broedparen op duizend tot maximaal vijftienhonderd en de vogel staat op de rode lijst. In Vlaanderen is de watersnip ernstig bedreigd, daar is het dus nog slechter gesteld dan bij ons. Jaarlijks nemen de aantallen met ongeveer drie procent af en dat is echt zorgelijk. Er zijn wel weideherstelprogramma's waar nu al ruim tachtig weidevogelboeren aan meewerken en dat zou dan op termijn ervoor moeten zorgen dat de weidevogelstand op peil blijft. Ik ben benieuwd.

In Nederland komen vier soorten snippen voor, de houtsnip en tevens de grootste, het bokje en dat is dan de kleinste en de watersnip zit daar precies tussenin. Een buitenbeentje is de poelsnip die hier in de zomer sporadisch wordt waargenomen. Het snippen geslacht Gallinago telt in totaal zeventien soorten. De watersnippen die ik gisteren zag, zijn vrijwel zeker watersnippen die uit het Noorden komen en onderweg naar het Zuiden zijn om daar te overwinteren. Ze overwinteren in Zuid- en West Europa tot in Afrika, ten Zuiden van de Sahara toe. Ik vind het een topprestatie, want in de vlucht is de watersnip een zig-zaggend plomp vogeltje en is voorwaar geen soepele zwever die handig gebruik maakt van de thermiek en zo op z'n gemakje duizenden kilometers aflegt.

dinsdag 20 september 2016

Herfst in aantocht!


tafel- en kuifeenden op de Millenniumplas
Aan alles is te merken dat, ondanks de heerlijke temperaturen en de vele zonuren, de zomer zijn beste tijd heeft gehad. En niet alleen daaraan is te merken dat de zomer op zijn retour is, nee, ook de eenden laten middels hun verschijning zien dat de herfst er aankomt. De eclipskleden worden zo langzamerhand verwisseld voor het mooie kleurrijke winterkleed. Zo zag ik afgelopen zaterdag al een mannetjes tafeleend, mooi op kleur, midden op de Millenniumplas. En dat brengt me gelijk op het type eend die de tafeleend is, namelijk een duikeend.

Er zijn namelijk in onze binnenwateren twee soorten eenden, duikeenden en grondeleenden.

kuifeend, duikeend.
Grondeleenden worden ook wel zwemeenden genoemd maar dat vind ik te verwarrend want duikeenden zijn naar mijn idee ook eenden die zwemmen of in ieder geval doen ze alsof ze dat zijn. Met name de duikeenden zitten op groot en diep water en de tafeleend is er zo een, en die zie je eigenlijk nooit in kleine vijvertjes, sloten of vlieten(de kuifeend is daarop een uitzondering). Dus als je graag duikeenden zoals tafeleenden, kuifeenden, krooneend of topper wil zien ga dan naar de zandwinput of naar de Spieringpolder in de Biesbosch(voor de topper kun je trouwens beter naar het IJselmeer gaan). De duik eend ziet er qua bouw ook anders uit, hij heeft grotere poten en zwemvliezen en die poten staan ook veel verder naar achteren, staan rechtop net als een zwaan en ze hebben ook nog eens een grotere stevigere snavel dan de grondeleenden.

kenmerken van een typische grondel- of zwemeend
Grondeleenden zoeken hun voedsel aan het wateroppervlak of net daaronder en hebben dus niet van de grote poten nodig om diep te kunnen duiken. Je ziet ze tijdens het grondelen met hun kont in de lucht door het water peddelen. Dat zal een duikeend nooit doen. Het lichaam van de grondeleenden ligt hoger in het water, heeft een groter drijfvermogen en ze kunnen goed uit de voeten op het land waar ze ook wel grazen. Bij deze eenden zie je ook dat de poten meer in het midden van het lichaam zitten en ze hebben ook een fijnere snavel die erg geschikt is om bijvoorbeeld eendenkroos op te slobberen. Deze eenden waggelen ook meer en het zijn ook meer soorten die we regelmatig kunnen waarnemen, denk maar aan smient, wilde eend, pijlstaart, wintertaling, slobeend en krakeend(dit zijn de meest voorkomende zwemeenden in onze omgeving). Hoewel ik zelfs de muskuseend al een keer ben tegengekomen in Het Kromgat.

opvliegende zwemeenden
Als laatste verschil tussen de twee soorten wil ik nog noemen dat de duikeend een alleseter is en de zwem- of grondeleend een planteneter is. Om te zien zijn eigenlijk alle eenden even mooi, van de mooiste en zeldzame krooneend tot de meest algemene soort, de wilde eend toe. Ben je een liefhebber van waterwild, nou dan kun je de komende maanden je hart ophalen als de meeste eenden elkaar opzoeken en in grote groepen samenkomen en te bewonderen zijn op de zandwinputten en Biesbosch. Bij de polder Malta zagen we tijdens de wintervogeltelling in de afgelopen winter wel 175 pijlstaarten bij elkaar. En in de Hardenhoek zijn in de winter meestal vele honderden, zo niet duizenden wilde eenden, wintertalingen en krakeenden te bewonderen.

zaterdag 17 september 2016

Nieuw telseizoen watervogels.

jonge meerkoet in de polder
Vandaag is het watervogel telseizoen 2016/2017 begonnen. Ik tel dan maandelijks alle watervogels in de Oranjepolder tot en met de twee grote zandwinputten bij Raamsdonksveer en neem aan de Zuidkant de reeks stadsvijvers mee die tussen de Gamma en de Veerseweg liggen. Een pittig rondje van een uurtje of drie. Ik ben hier vorig jaar oktober tot en met april in dit jaar mee begonnen en nu dus de tweede ronde van maandelijkse tellingen. De tellingen worden altijd in het weekend wat het dichtst bij de 15e van de maand ligt, gedaan.

telgebied Oranjepolder-De Blokken
Vergeleken met de tellingen uit het vorige seizoen is de meest opmerkelijke telling die van de meerkoeten. Dat waren er vandaag maar liefst honderdtwaalf en dat is een record(voor wat het waard is). Ik zie nog steeds heel wat om eten bedelende jonge meerkoeten en verwacht dat er daar nog wel wat van zullen sneuvelen. Opvallend is wel dat de meerkoeten vrijwel allemaal in de polder zitten en uit de wijk zijn weggetrokken en dat juist alle waterhoenen in de wijk zitten en amper in de polder te zien zijn. Die verhouding is in de winter gegarandeerd anders. Dan trekken met name de waterhoenen samen op langs Het Kromgat en scharrelen de meerkoeten in de stadsvijvers rond. Door het maandelijkse rondje ga je de vogels en hun gewoonten wel een stuk beter kennen.

Deze periode heeft nog wel een nadeel want ik heb langs Het Kromgat amper kunnen tellen omdat de oeverbe-groeiing zo dicht is, dat je het water niet kunt zien en dus ook niet weet wat daar allemaal rondzwemt. Ik ben wel benieuwd hoe de aantallen zich gedurende de winter zullen ontwikkelen en kom daar later op terug.

Oranjepolder
Een tweede bijzondere waarneming was het aantal ijsvogels. Nog nooit eerder zag ik op een ochtend zes ijsvogels. Bij de NION plas werd ik door een roepende ijsvogel begroet, hij vloog laag over het water van de plas over en ik kon hem mooi volgen. Toen ik mijn verrekijker liet zakken, stegen recht voor mijn neus uit het riet twee ijsvogels op en vlogen voor mij langs naar de overhangende wilg rechts van mij. Drie ijsvogels binnen dertig seconden, voor mij een eerste keer om dit mee te maken.

Verder leverde deze telling nog drie hele mooie waarnemingen op, namelijk een mannetje tafeleend op de Millenniumplas en een dodaars en drie krakeenden op de NION plas(op het kaartje de grootste rechthoekige plas). In totaal kwam de telling uit op 13 soorten(maximaal aantal van twintig soorten in het afgelopen jaar) Opvallend nog was het lage aantal meeuwen en twee koppels knobbelzwanen met ieder vijf jongen. Ik ben achteraf heel blij met dit resultaat want ik had toch een beetje het idee dat het nog wat vroeg in het seizoen was en er nog niet veel te zien zou zijn op meerkoeten en wilde eenden na dan. Volgende maand rond de vijftiende de volgende telling en ik ben nu al benieuwd hoe die er uit gaat zien.

dinsdag 13 september 2016

Een paap gespot.

paapje afgelopen woensdag
Zo heel af en toe heb je het geluk om in de polder een bijzondere vogel te spotten. Het paapje is voor onze polders een zeldzame bezoeker die je maar net moet treffen. Dit paapje is waarschijnlijk al op trek naar het Zuiden en deed onze polder aan om even op krachten te komen. Ik weet het vrijwel zeker omdat ik in dit deel van de polder zo vaak kom dat als deze vogel hier vaker zou zitten ik hem al veel eerder gespot zou hebben. Ik zag het vogeltje boven op een rietpluim zitten en dacht even een vrouwtje roodborsttapuit te zien maar de lichte oogstreep verraadde deze zeldzame vogel voor de Oosterhoutse polder.

    paapje                roodborsttapuit(vr)
De foto hierboven is niet van erg goede kwaliteit maar goed genoeg om te zien dat het hier om een paapje gaat. Wie bedenkt toch zo'n naam? Ik moest wel weer gelijk terugdenken aan kapelaan De Bruijn die ik zo af en toe wel voor "verrekte paap" wilde uitschelden als hij mij tijdens de godsdienstles weer eens een loeiharde mep tegen mijn oor gaf. Soms zo hard, dat ruim een uur later mijn oor nog nagloeide en de hoge fluittoon in mijn oor bleef hangen. Ik kan mij trouwens niet herinneren waarom ik die meppen kreeg maar er zal we een reden voor geweest zijn. Over het algemeen was ik best wel een braaf jongetje maar tijdens de godsdienstles waarschijnlijk niet. Nu, dit mooie vogeltje wordt dus genoemd naar een katholieke geestelijke die vroeger voor paap werd uitgescholden. Onverdiend!
SOVON atlas 2016

Met paapjes gaat het ronduit slecht. Sinds de jaren zeventig holt het aantal broedparen achteruit. Het is zelfs zo dat de vogel op de rode lijst van de IUCN staat. Dus niet alleen in Nederland gaat het slecht met ze, nee, het gaat overal in Europa slecht met dit vogeltje. Het paapje is door de aanpassingen in de landbouw in ons land volledig verdwenen uit het cultuurlandschap en het aantal broedparen haalt amper de paar honderd nog. Moet je weten, dat in 1960 nog zo'n drie- tot vierduizend broedparen in Nederland tot broeden kwamen. Sinds 2014 wordt het paapje in Vlaanderen zelfs als uitgestorven beschouwd.

Dat geeft dus aan dat mijn waarneming van afgelopen week bijzonder was. De najaarstrek van het paapje loopt van augustus tot oktober, dus opletten geblazen, dit is je kans want ze zijn in heel het land waar te nemen. Met name de maand september is een topmaand. Van de voorjaarstrek zullen wij in het binnenland weinig merken want dan kiezen ze vooral de kuststreek als route naar de het Noorden.

Wil je meer weten van dit zeldzaam vrome verschijnsel, klik dan op de link;
https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/?vogel=161

vrijdag 9 september 2016

De Candezen komen.

afgelopen woensdagochtend in Willemspolder
De grote canadese gans is geen vaste bewoner van onze polder. Ik heb in de afgelopen jaren af en toe een koppel gezien in de Gecombineerde Willemspolder maar dat waren geen vaste "bewoners" van het gebied, het waren eerder passanten die even uit kwamen rusten en wat van het malse gras innamen. Ik weet wel dat de aantallen in Nederland de afgelopen jaren gestaag toenemen en dat deze gans ook volop broedt in Nederland maar zogezegd niet in onze polder. Afgelopen maand zagen we in de Boswachterij Dorst, bij het voormalige natuurbad Surea al een paar keer meer dan honderdvijftig grote canadese ganzen zwemmen en nu zag ik in de Willemspolder ook een grote groep van ongeveer dertig ganzen in de wei zitten. Ik vermoed zelfs dat ze hier overnacht hebben, terwijl ze dat normaal gesproken op het water doen. Het was namelijk rond een uur of zeven in de ochtend het was goed en wel licht en de mist begon net een beetje op te trekken en toen zaten ze er al.

27% toename per jaar in beeld
Dat deze canadese ganzen nu samen optrekken heeft net als bij eenden te maken met de rui periode. De ganzen ruien van juni tot en met september en zoeken dan waarschijnlijk uit veiligheidsoogpunt elkaars gezelschap op. Vrijwel alle vogels die ik op mijn wandelingen tegenkom, dus ook de canadese gans, zet ik met mijn mobiele telefoon op de site waarneming.nl en wat mij al eens eerder was opgevallen is, dat deze exoot van oorsprong niet meer als zodanig wordt aangemerkt. Opvallend vind ik dat want een nijlgans en zelfs de fazant worden wel als exoot aangemerkt en tellen dus eigenlijk niet echt mee in de soortenlijst van de vogelaar. Waarom de ene gans wel als inheems aanmerken en de andere niet. Dat vraag ik mij serieus af. Zou het er mogelijk mee te maken hebben dat de candees al vanaf 1951 in Nederland broedt? De aantallen nemen per jaar stevig toe en het zou mij niet verbazen als we over niet al te lange tijd de tienduizend broedparen overstijgen. SOVON heeft berekend dat op basis van de wintervogel tellingen het aantal canadese ganzen per jaar met 27% toeneemt.

Blijft voor mij de vraag nog staan waarom de fazant dan als exoot aangemerkt blijft, terwijl die hier veel en veel langer rondhangt dan de canadese gans. Ik kan slechts een argument bedenken en dat is dat zowel de nijlgans en de fazant hier door mensen zijn geïntroduceerd, oftewel ontsnapt uit een collectie of uitgezet voor de jacht en de canadese gans niet. Zou de grote canadese gans dan op eigen houtje naar onze streken zijn getrokken en zich hier definitief hebben gevestigd? Volgens mij is dit de enige verklaring en die houd ik maar aan.

Wil je meer weten van deze goed geïntegreerde exoot, klik dan op;
https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/?vogel=29

dinsdag 6 september 2016

Oranjepolder, mijn polder.


Mijn tweede thuis, de Oranjepolder, ik kan er geen genoeg van krijgen. Hoe onbenullig dit poldertje ook is, het zorgt voor zoveel levenslust en plezier, alleen al door zijn kleinschaligheid, het leven wat er in voorkomt en de vier gezichten die de polder heeft, gedurende het jaar en de seizoenen. Ik kwam hier al toen ik nog maar een jaar of zes, zeven was. Op mijn fietsje met Jan, mijn schoolvriendje, gingen we stekelbaarsjes vangen. Als we er dan op onze fietsjes op uit trokken, durfden we niet al te ver de grote polder van toen in te rijden, bang om te verdwalen en nooit meer thuis te komen. De wegen waren slecht, kinderkoppen in plaats van afvalt op de weggetjes, sloten waren glashelder en het water stroomde. In die jaren was de polder nog twee keer zo groot en begon de polder al vlak na de rotonde vlak bij de Bussel. Op het kaartje hieronder, daterend uit 1832 heb ik de Oranjepolder blauw omlijnd. Je ziet de hoeveelheid kleine percelen duidelijk liggen en begin zestiger jaren was daar nog maar weinig in veranderd.

uit een stuk van de Heemkundekring Oosterhout
Het was dan een kleine kilometer fietsen naar de Slotbossetoren. Lange lanen van populieren, wilgen en els en de ruilverkaveling werd begin zestiger jaren een feit. De kleine akkertjes en weitjes werden samengevoegd, wegen werden rechtgetrokken, bosjes verdwenen en een modern strak en vooral leeg landschap ontstond. De ruilverkaveling uit die tijd in onze regio kreeg zelfs de naam van het Kromgat. Het watertje dat door de Oranjepolder loopt.

Nu, de nodige jaren later kan ik met volle teugen genieten van dit cultuurlandschap maar heb ook wel een beetje heimwee naar dat poldertje van vroeger. Dat gevoel komt dan meestal opzetten als we ergens in het Oosten van het land zijn geweest, in Sint Oedenrode of De Lutte in Overijsel bijvoorbeeld, waar je dat oude landschap, dat zogenaamde coulisselandschap nog volop hebt. Hoe zou de Oranjepolder er nu uitgezien hebben, als er niets was verkaveld en de wijken Strijen en Dommelbergen niet waren gebouwd, denk ik dan? Was het hier ook zoals in Twente? Ik stel mij de hoogspanningsdraden van nu soms voor als gordijnrails, waar je bij de mast aan een koord kunt trekken en de gordijnen dichttrekt en achter de coulissen kunt verdwijnen om zodoende weer te kunnen genieten van een volgend en heel ander uitzicht.

Tussen 's-Gravenmoer en Raamsdonk kun je nog wat fragmenten van het oorspronkelijke polderlandschap terugvinden. Als we dat hier nog hadden, zouden de ooievaars hier dan nog wel zitten of broeden, hoorden we de koekoek dan vaker, konden we dan snippen spotten? Met gemak riepen grutto's je vanaf de weidepaaltjes toe, zag je gele kwikken op de zandweggetjes. Zwommen dodaarsjes in de brede vliet Het Kromgat.

Niet dat alles verloren is gegaan, dat moet ik zeker niet zeggen want dit voorjaar konden we genieten van een koppel broedende roodborsttapuiten, een koppel velduilen, broedende boomvalken etc. etc. Dus ook dit kale en ogenschijnlijke lege poldertje heeft zijn natuurwaarde.

vrijdag 2 september 2016

Groene specht op de stoep.

jonge mannetjes groene specht
Het was mij de afgelopen weken al opgevallen, de groene spechten hebben een goed jaar achter de rug Werkelijk overal hoor je ze roepen de Oranjepolder, de Biesbosch, de Boswachterij Dorst, langs De Donge en sinds deze week ook bij mij voor de deur. Soms denk ik dat ze me uitlachen en ik probeer te bedenken waarom? Omdat ik nu niet meer werk en buiten het arbeidsproces sta? Nou, dan lach ik die groene specht toch mooi uit, hij moet de hele dag speuren naar mieren om zijn kostje bij elkaar te scharrelen terwijl ik thuis verwend wordt. Nee, als er een is die reden tot lachen heeft dan ben ik dat wel.

De prachtige jonge groene specht die deze week met enige regelmaat ons pleintje bezoekt is een jong mannetje. Je ziet de spikkels en streepjes van zijn jeugdpakje nog duidelijk zitten en tegelijkertijd zie je dat hij al wat kleur op zijn baardstreep
pa met jong in de Oranjepolder
krijgt. Zeg maar dat deze jonge specht aan het puberen is, hij krijgt niet de baard in de keel maar de rode stip op de baard. Deze rode baardstreep is het verschil tussen mannen en vrouwen groene spechten. De vrouwen hebben een zwarte baardstreep, de mannen een rode. Daar waar alle andere spechten zich in het voorjaar graag laten horen door te roffelen op boomstammen, laat de groene specht zich graag horen door zijn lach. Hij roffelt amper. Hij lokt een vrouwtje al lachend naar zijn territorium wat ongeveer drie hectare groot is en altijd in de buurt van een of meerdere mierenhopen. In de Oranjepolder waar de rode bosmier ontbreekt, foerageert de groene specht waarschijnlijk op gele weidemieren en wegmieren.

verspreidingsgebied picus viridis
Na jarenlange teruggang, gaat het geleidelijk weer wat beter met deze prachtige vogel. Zo goed zelfs dat er een kans bestaat dat hij in de nabije toekomst van de rode lijst gehaald wordt. En de toename en herstel van de groene spechten stand zet vooral in het Zuidwesten van Nederland door. Dat het in het verleden overigens steeds minder met de groene specht ging, kwam zoals altijd door het afnemende voedselaanbod. De groene specht foerageert met name op rode bosmieren. En dat de beschikbaarheid van het favoriete voedsel van de specht achteruit gaat, heeft weer te maken met de verzuring van de gebieden waar de rode bosmieren leven. Zou het milieu dan toch herstellen en minder verzuren? Of schakelen ze gewoon over op andere mieren en is dat dan de verklaring dat het minder goed gaat in het Oosten op de zandgronden waar de rode bosmier leeft/leefde en dat het steeds beter gaat in het Zuidwesten waar de groene spechten leven van oa. de gele weidemieren, wegmieren en grauwe mieren.

Wil je meer weten van deze groene Picus Viridis, klik dan op de link van de IUCN . De IUCN houdt vanaf vandaag tot en met volgende week een congres op Hawaï, daar zou ik wel bij willen zijn, al was het alleen maar voor de locatie!
Op deze site kun je ook waar de groene specht allemaal voorkomt, hoe de status is en nog veel meer;  http://www.iucnredlist.org/details/22725022/0 of op de Nederlandse site; https://www.iucn.nl/