vrijdag 26 februari 2021

Uilen op hun post.

goed verscholen bosuil
Uilen zijn vogels die tot de vroegste broeders van het seizoen horen. Als veel vogels nog in zuid Europa en Afrika zitten en zich nog moeten voorbereiden op de terugreis naar ons land, zijn de uilen al druk bezig met de voorbereidingen van het broedseizoen. Ik denk dat de eerste uiltjes al uit het ei zijn gekomen als veel vogels nog niet aan broeden denken. Een bosrietzanger komt pas na half mei hier aan en dan kunnen sommige vroege uilskuikens al aardig vliegen.

Afgelopen week zag ik in de Boswachterij de bosuilen in de boomholte zitten. Ze roepen s'-avonds al veelvuldig en hebben de territoria al bezet. De steenuiltjes idem dito. Samen in de nestkast zitten en af en toe even naar buiten voor een frisse neus. Maar dan wel in een lekker winters zonnetje. De veertjes flink bol zetten zodat de winterse kou geen vat op je heeft. En ze zijn toch zo schuw, want zodra ik het portier van de auto opendoe trippelt hij razendsnel naar binnen. Een prachtig gezicht zo.

koppeltje steenuilen
De bosuil is wat dat betreft een hele andere uil. Volledig vertrouwend op zijn schutkleur en in een goed verborgen nestholte blijft hij rustig zitten. Pas als het voor hem te gek wordt, pakt hij de lift naar een lagere verdieping en verdwijnt hij uit het zicht. Tenminste, daar lijkt het op. Altijd weer grappig om te zien. 

De bosuilen zijn erg honkvast en blijven soms jaren in dezelfde boom wonen. Net als de nieuwe buren, iets verder in het bos, de ravenfamilie. Die zijn wat dat betreft ook erg honkvast. Als het broeden eenmaal goed is gegaan is dat de plek voor het leven. Hoe dat met de steenuiltjes zit, weet ik eigenlijk niet maar volgens mij zijn die ook erg honkvast.

ransuil in de
Oranjepolder
Bij ransuilen werkt dat weer heel anders, die zijn afhankelijk van anderen want ze maken gebruik van bijvoorbeeld een oud kraaiennest en dat kan steeds ergens anders zijn. 
Ransuilen bouwen zelf namelijk geen nest. Om het even welke uilensoort het ook is alle uilen zijn lastig te ontdekken maar als je eenmaal een plekje hebt gevonden dan kun je er ook langere tijd van genieten.

In ieder geval gaat het nu gebeuren en kunnen we over niet al te lange tijd weer nieuwe uilen horen bedelen en met wat geluk laten ze zich nog een keer zien ook. In de Oranjepolder horen we de jonge ransuilen, in Dorst de jonge bosuilen en in de Noordwaard met wat geluk de jonge steenuiltjes. Kerkuilen, de witte nachtspoken zijn voor mij wat moeilijker te spotten.

dinsdag 23 februari 2021

Winterse kost.

aalscholver in gevecht met een paling
Vogels kunnen als het om eten gaat niet erg kieskeurig zijn. Het bekendste voorbeeld is wel dat meeuwen en kraaien en zelfs ook ooievaars graag foerageren op vuilnisbelten. Maar ook op een wat frissere manier kunnen vogels soms niet kieskeurig zijn en dat heb ik de laatste weken een paar keer goed kunnen zien.

Afgelopen week zag ik daar ook weer zo'n prachtig staaltje van. Een vrouwtje nonnetje ving een flinke baars van een centimeter of tien, twaalf. Op zich is dat in hengelaars begrippen een klein ondermaats en onbeduidend visje maar in de bek van een nonnetje is dat een flinke maaltijd. En de vogel had er duidelijk veel moeite mee en je zag dat het nonnetje niet van plan was om deze buit op te geven. Een grote buit opgeven kan namelijk in deze tijd van strenge vorst en veel ijs een dodelijke beslissing zijn. Elke kans die je krijgt moet je verzilveren want het is zeer de vraag of je nog een tweede kans krijgt. IJsvogels en winterkoninkjes legden in de afgelopen weken het loodje. Wel 60% van de ijsvogels omdat ze door al dat ijs amper nog vis kunnen vangen en winterkoninkjes omdat ze ze zich onvoldoende warm kunnen houden.

ijsduiker met een platvis
Een week eerder zag ik ook nog zo'n ultieme poging om een buitenformaat vis te verorberen. Een ijsduiker met toch een flinke snavel had erg veel werk om een platvis klein te maken. Ook hij gaf niet op en bleef op de platvis inhakken en elk keer dook hij hem weer op om zijn sloperswerk te vervolgen. Uiteindelijk verdween de veel te brede vis in de keel en maakt zijn laatste reis naar het spijsverteringskanaal van de duiker. 

Jaren geleden zag ik iets vergelijkbaars in de Biesbosch toen een grote zilverreiger ook een platvis ving. Aangezien het hier geen zout water betreft moet dat welhaast een botje geweest zijn maar de zilverreiger met zijn gele dolk kreeg het niet voor elkaar om de platvis klein te maken en moest hij deze maaltijd voorbij laten gaan.

nonnetje met (doorgelikte)baars 
Dat hoefde de aalscholver in Westkapelle niet ook al dacht de dikke paling daar een paar keer anders over. Had de aalscholver de dikke paling net met veel moeite naar binnengewerkt, kroop de aalgladde paling weer naar buiten. Geen smakelijk gezicht maar wel spectaculair. Dat tafereel herhaalde zich een keer of drie en uiteindelijk kreeg de aalscholver zijn zin en kon hij ergens op zijn gemak de buit gaan verteren.

Zo zie je maar dat vogels soms onmogelijke vangsten niet op kunnen geven en er dan ook alles aan doen om de maag te vullen ook al lijkt het onmogelijk omdat de verhoudingen gewoonweg niet kloppen. Ik zie dat kleine nonnetje nog met die dikke baars in de weer. Dat maagje was wel heel erg opgerekt toen die baars er eenmaal inzat. Gelukkig voor het beestje want dat heeft toch weer een aantal dagen overleving opgeleverd.

vrijdag 19 februari 2021

Is de kleine bonte de eerste?

de kleine bonte aan het werk


Als een van de eerste spechten, laat de kleine bonte zich nu het vaakst horen. Ze roepen en roffelen er begin februari al aardig oplos. De andere spechten heb ik nog niet zo uitbundig als deze kleinste van de familie gehoord. Sporadisch roept de zwarte specht een keer, de grote bonte is op een enkele uitzondering na nog net niet zover en de middelste heb ik de afgelopen week nog helemaal niet horen roepen.

De kleine bonte is altijd wat lastiger te vinden en dat komt als vanzelfsprekend door zijn formaat. Je moet goed kijken om hem op een stam te zien en de roffel is dan vaak de leidraad naar de locatie. Ik zag het beestje driftig roffelen en verbaasde mij over het superdunne snavelpuntje. Je zou toch denken dat naar een paar roffels een puntenslijper of wetsteen er aan te pas moet komen om de schade te herstellen?

de roffels schematisch weergegeven
Ik weet dat de snavel van een scholekster altijd maar doorgroeit omdat het wroeten in de grond ervoor zorgt dat de snavel per dag een of twee millimeter weg slijt. Als dat niet zou gebeuren dan was er na een paar weken niet meer dan een stompje over en dat is lastig pieren zoeken. Ik weet het eigenlijk niet of dat dus ook zo bij spechten werkt maar dat moet haast wel want zo´n snaveltje heeft in de broedperiode wat te verduren. De rest van het jaar wordt de snavel natuurlijk ook flink ingezet als breekijzer in de kieren van de schors, maar dan om insecten los te peuteren.
en nog een kleine bonte 
Op drie verschillende plekken in de boswachterij waren de kleintjes aan het werk. Het roffeltje is zo herkenbaar en je kunt je daarin niet vergissen. De grote bonte, ook zo´n drukke roffelaar, heeft een heel ander geluid. In het schema hierboven heb ik de roffels getekend. 

De roffel van de grote bonte begint hard en dooft uit, tussen de geluiden zit ook steeds wat meer `tijd` hoe minimaal ook. Het geluid gaat van hard naar zacht en vertraagd dus. 

Bij de kleine bonte hoor je geen verschil tussen het eerste en het laatste geluid van de roffel. Die roffelt zeer constant, even hard en evenveel tijd tussen de geluiden. Zeg maar, heel gelijkmatig alsof het een naaimachientje betreft, zo wordt dat geluid overigens ook vaak aangeduid. De roffel klinkt ook iets langer dan de roffel van de grote bonte specht maar het gaat dan om fracties van seconden en is niet een, twee, drie hoorbaar.

Wil je meer weten van de kleinste roffelaar van het bos, klik dan op de link;
https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/kleine-bonte-specht





dinsdag 16 februari 2021

Nieuwe residenten?

grote sternen in winterkleed op 4 februari 2021
Als ik aan visdiefjes en sternen denk, denk ik gelijk aan het voorjaar en de zomer en zeker niet aan de winterperiode waar we nu in zitten. De sternen zitten nu in het zuiden van Europa en velen van hen zitten nog veel verder weg dan zuid Europa en komen pas over een paar maanden terug. De noordse stern is zelfs kampioen lange afstand vliegen en zit aan de andere kant van de wereld en die is nog helemaal niet bezig met het boeken van een terugreis naar de Delta, de Wadden of nog veel verder naar het noorden.

Des te bijzonder is het om nu in de winter grote sternen aan onze kust te zien. De afgelopen maanden zag ik elke keer als ik aan de kust was, wel een paar grote sternen. Die overwinteren dus toch in Nederland en ik weet eigenlijk niet of dat voor het eerst is. 

grote sternen in zomerkleed
Begin van deze maand telde ik zelfs negentien grote sternen op een ponton voor de kust bij de Brouwersdam. Deze sternen hebben wel hun winterkleed en zijn nu niet zo actief als in de zomer. Dan vliegen ze vrijwel constant rond en hoor je hun felle roep of schreeuw al van ver. Ze vliegen dan wat hoger dan de visdieven en houden hun snavel in de aanslag. Die wijst nar beneden om direct zonder verloren tijd toe te kunnen slaan. Nu zitten ze vooral met de kop in de veren en doen ze maar weinig.

Op de een of andere manier is de noodzaak om in het najaar naar het zuiden te gaan er niet meer. Zoals zoveel veranderingen in de dierenwereld, is dit er volgens mij ook weer een. Ganzen trekken niet meer weg of gaan niet meer terug naar de oorspronkelijke broedgebieden, Afgelopen jaar heeft zelfs een ijseend in Nederland gebroed, zuid Europese zangvogels vestigen zich hier waardoor de noordelijke verspreidingsgrens opschuift en nu blijven dus ook sternen hier in hun oorspronkelijke broedgebied hangen. De grote sternen van begin deze maand waren zowel volwassen als jonge grote sternen.

Het gaat niet van de een op andere dag maar zo langzamerhand verandert er toch een hoop. Die sternen voor de kust zijn weer een volgende stap in de veranderingen die we in de natuur onder invloed van de opwarming van de aarde meemaken. Het worden zo standvogels of residenten.

Het is misschien niet allemaal goed wat er gebeurt maar het zorgt er wel voor dat je elke keer weer mooie nieuwe waarnemingen op onverwachte momenten meemaakt. Ik blijf het maar van de positieve kant bekijken.

Wil je meer weten van deze nieuwste wintergast, klik dan op de link; Grote stern | Vogelbescherming

 

donderdag 11 februari 2021

Meer parelduikers dan ooit?

een volwassen parelduiker in winterkleed
Wil je duikers zien dan moet je in de winter naar de Brouwersdam gaan. En dit jaar is een topjaar voor duikers want vrijwel het hele assortiment is daar momenteel te spotten. De roodkeelduikers zijn het best vertegenwoordigd en dat is eigenlijk altijd wel zo. De andere duikers zoals kuifduikers en parelduikers zijn in een wat mindere mate aanwezig maar toch goed vertegenwoordigd en de ijsduiker is de zeldzaamste van de serie. En ik weet eigenlijk niet of de geelsnavelduiker hier wel eens gespot is.

Ook al is de parelduiker wat algemener dan bijvoorbeeld de ijsduiker, het blijft voor mij een bijzondere waarneming zeker als het een flinke groep bij elkaar betreft. 

parelduikers bij de Brouwersdam
Afgelopen week zag ik bij de Brouwersdam in alle vroegte een groep van 22 parelduikers vlak voor de dam langs zwemmen. Ze waren nog niet verstoord door fotografen, vogelaars of wandelaars, ik was de eerste die ze lastig viel. Ze zwommen langzaam van mij af, het wijde water op. Ze hielden mij goed in de gaten maar waren niet bang. De grote duikers lijken in de winter allemaal op elkaar en zijn aan bepaalde kleine kenmerken uit elkaar te houden. 

De parelduiker heeft een wat rechtere snavel dan de roodkeelduiker. Die van de roodkeel is wat dunner en omhoog gewipt. Daarbij heeft de parelduiker een witte, eivormige vlek op de flank. 
een aardig treintje parelduikers
De ijsduiker heeft weer een hele dikke snavel en een wat rechter voorhoofd en is anderhalf keer zo groot dan de andere duikers en die zie je trouwens nooit in grote aantallen. Daar is hij toch wat te zeldzaam voor. 

Van de parelduikers in zomerkleed kunnen we hier in Nederland alleen maar dromen. Die zien we hier nooit en daar moet je voor naar het buitenland. Het dichtstbijzijnde land waar de parelduiker broedt, is Schotland en daar heb ik ze jaren geleden wel eens in een meertje in de bergen in hun prachtkleed rond zien zwemmen.

Wil je meer weten van deze prachtige duiker, klik dan op de link; Parelduiker | Vogelbescherming

dinsdag 9 februari 2021

Ooit een Stuttnefja gezien?

Stuttnefja - Kortbekzeekoet
Hij zat alweer een week op het Veerse Meer, de kortbekzeekoet(Stuttnefja in het IJslands), en ik had het idee dat ik hem ook zou zien al van mij afgezet. Wij zouden ruim een week na de eerste melding een weekje op vakantie naar Oostkapelle gaan en ik dacht dat hij dan allang vertrokken zou zijn. Maar dat was dus niet het geval en kon ik hem ook op mijn soortenlijstje bijschrijven. Ik ben niet zo'n soortenjager die bij de eerste beste melding van een zeldzaamheid in de auto springt en het hele land doorcrosst om hem te zien.

IJslandse postzegel
De kortbekzeekoet is een zeer zeldzame vogel in Nederland en er is naar wat ik begreep maar een melding van een levende vogel bekend. Er zijn wel meerdere kortbekzeekoeten in Nederland gevonden maar dat waren allemaal dode exemplaren of vogels die na een of meerdere dagen later het loodje hebben gelegd. Dit was wel de eerste levende vogel ooit in Zeeland. 

Een nadeel van dit beest is wel dat hij de hele tijd bezig is met vissen en dus grotendeels onder water zit. Heb je hem net weer in het vizier en wil je een foto maken, zie je niet meer dan een plons, een kring in het water of een kont die nog net boven het wateroppervlak uitsteekt. Ik heb zeker vijftig foto's gemaakt en er zit niet een fatsoenlijke bij. Ik ben een keer of vijf naar het Veerse Meer gereden en elke keer hetzelfde verhaal, wel de vogel zien maar een foto maken, ho maar.
mijn "beste" foto van de korbekzeekoet
De kortbekzeekoet is een vogel uit het hele hoge noorden en leeft bijvoorbeeld in Groenland, IJsland, Bereneiland, Franz Jozefland, Jan Mayen en Nova Zembla. Alleen daar als het er ijs en ijskoud is, zeg maar. Het is dus zéér bijzonder om deze vogel in Nederland te zien. 

Er is denk ik wel iets mis met deze vogel, of zijn radar, GPS of kompas werkt niet naar behoren of het is een zeer avontuurlijk beestje, een buitenbeentje binnen de familie. Na 6 februari is de vogel niet meer gezien en ik hoop werkelijk dat hij goed opgevet en aangesterkt weer op de weg terug is naar het arctisch gebied.

het conische ei
Ze broeden op rotsrichels las ik en toen dacht ik direct aan de "gewone" zeekoet die dat ook doet en hele sterk taps toelopende eieren legt. En dat doen ze met een hele goede reden. Deze conische eieren kunnen door hun hele kleine draaicirkel niet van de richel rollen. Neem maar eens een kippenei, dat heeft een draaicirkel van een flink soepbord en zou dus onherroepelijk in de diepte verdwijnen. 

Wil je meer weten van deze zeldzame en bijzondere vakantieganger, klik dan op de link;

vrijdag 5 februari 2021

Pril broedgedrag?

(roek in de Oranjepolder toen we nog winters
 hadden, ben benieuwd naar volgende week)
Ook al is het nog winter en is het pas begin februari, sommige vogels trekken zich daar niets van aan en zijn al met het broedseizoen van 2021 bezig. 

De eerste schermutselingen van het aanstaande broedseizoen vinden al plaats en dat kun je het beste zien in de buurt van de broedkolonies. Kolonievogels zijn meestal in grote groepen aanwezig en laten zich het gemakkelijkst zien. Meestal blijven ze jarenlang trouw aan die locaties en zie je hooguit verschillen in de aantallen nesten. Het ene jaar wat meer dan het andere jaar.

we zijn duidelijk over het hoogtepunt heen
Met name bij de kolonie van knooppunt Hooipolder is het de afgelopen weken drukker geworden. De vogels vliegen rond boven het snelweg knooppunt van de A27 en A59 en cirkelen boven de nesten van  afgelopen jaar. Je ziet daar de restanten van het afgelopen broedseizoen. Zo'n twintig vervallen nesten hangen nog in de toppen van de populieren. Ooit was dit met ruim 170 nesten de grootste kolonie van de regio. Afgelopen jaar kwam ik daar niet verder dan een kleine 80 nesten. 

En zo  gaat het al jaren, de aantallen nemen gestaag af en dat is landelijk ook zo. Van de dertien roekenkolonies die ik in onze regio inventariseer, is het aantal nesten van ruim 630 stuks in zo'n zes jaar tijd teruggelopen naar amper 500 nesten.

schitterende volwassen roek
Ik zie soms dat boeren moeite doen om de roeken te verjagen maar dat is eigenlijk het domste wat een boer kan doen. Roeken zijn namelijk liefhebbers van bodemdiertjes zoals engerlingen(bladsprietkevers) en emelten (langpootmuggen). En die onderkruipsels leven van de wortels van de gewassen in het veld. Je zou dan denken dat een boer juist heel blij moet zijn met deze vogels. 

Ik moet er dan natuurlijk wel eerlijk bij zetten dat ze ook erg graag zaden eten die boeren gezaaid hebben maar ik denk dat de voordelen wel eens op kunnen wegen tegen de nadelen. Want minder ongedierte in de bodem betekent ook dat de boer minder gif hoeft te spuiten en een betere opbrengst heeft en dat is toch ook wel wat waard?

Wil je meer weten van deze deftige kraaiensoort, klik dan op de link; Roek | Vogelbescherming

dinsdag 2 februari 2021

Witte buik.

zie hiertussen maar eens een witbuik te vinden
Ooit een keer eerder zag ik een rotgans in de Noordwaard en vorig jaar zag ik een rotgans op de dijk bij het Gat van den Ham in Lage Zwaluwe. Dat was tijdens de slaapplaatstelling van de ganzen en zwanen. Verder heb ik deze kleine ganzen alleen maar aan de kust gezien. Het is daar een algemeen voorkomend beestje dat je alleen maar aan de kust mist tijdens het broedseizoen. Dan zitten ze allemaal op het Taimyr schiereiland in Siberië. Ik vond het heel bijzonder om te lezen dat het merendeel van de wereldpopulatie in Nederland overwintert. De meesten zitten in de Waddenzee en de Zeeuwse Delta en in Zeeland zie ik ze eigenlijk altijd wel.

de rechtse is een witbuikrotgans
Ik steek te weinig tijd in een goede observatie van groepen rotganzen. Ik ga er te snel vanuit dat het allemaal "dezelfde" rotganzen zijn maar dat is niet altijd het geval. Al weer tien jaar geleden deed ik een keer  moeite om ook de "andere" rotganzen te vinden. 

De eerste vond ik in 2011 op Terschelling en ik dacht toen dat de witbuik een ondersoort van de gewone rotgans was maar dat is echt niet het geval. Waar de ijslandse grutto een ondersoort van de grutto is, is de witbuikrotgans een op zichtzelf staande vogelsoort. Alhoewel sommigen vinden dat het een ondersoort is. Maar de witbuiken komen niet uit Siberië maar komen uit IJsland en Canada.

onbegonnen werk zo.
Ik herkende de gans aan de redelijk scherp afgetekende donkere hals en de lichtgrijze borst. De overgang is wat scherper getekend dan bij een "gewone" rotgans waar de donkere kleur van de hals geleidelijk overgaat naar een lichtere borst naar bij bijna witte buik. De rug is ook wat grijzer en de vogel kleurt in het geheel wat lichter. Verder is er amper een verschil te vinden. Ik meld een witbuik- of zwarte rotgans alleen met een goede foto op waarneming.nl. Dit is voor mij de enige manier om er achter te komen of ik gelijk heb en de soort goed gedetermineerd heb.

Afgelopen week heb ik toch maar eens tijd gestoken in het goed observeren van rotganzen. Boekje erbij, foto maken en puzzelen. Ik ben nog niet helemaal zeker over mijn waarnemingen maar heb er goede hoop op dat ik toch weer eens een witbuik bij kan schrijven.

Wil je meer weten van di kleine rotgans, klik dan op de link; https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/rotgans