vrijdag 24 november 2017

Meeuwen Masterclass.

Pierre
Deze week heb ik een lezing, zeg maar gerust een masterclass, over meeuwen bijgewoond. Een lezing die in alle opzichten bijzonder was. In de eerste plaats ter herinnering en herdenking van Pierre, een goede vogelaar die begin dit jaar is overleden en in de tweede plaats de lezing die in nagedachtenis aan hem werd georganiseerd.

Het zou geen simpel geanimeerd verhaaltje over meeuwen worden, nee het werd een lezing over meeuwen voor gevorderden en dat was een under-statement. Meeuwen, verdeelt in grote en kleine meeuwen, was nog te overzien maar daarna ging het al snel over grote meeuwen in eerste, tweede , derde en vierde kalenderjaar. Een verenkleed dat enigszins versleten was en deels door de rui vervangen was door frisse nieuwe veren.

8 = tertials
Een hoofdrol was weggelegd voor de tertials. De vijf kleine veertjes, en het zijn er bij alle vogels altijd vijf, die over de veren van de armveren zitten als de vleugel ingeklapt naast het lichaam ligt. Deze vijf kleine veertjes bepalen vaak in welk stadium het verenkleed verkeerd en zelfs in welk deel van het jaar het verenpakket gezien wordt. Strak omlijnd, gekarteld, donker met een rafelig lichter randje of amper met een  tekening en vaal grijs.

Veel meeuwen zien er, zeker in het eerste jaar, qua kleur en voorkomen bijna allemaal hetzelfde uit. Het komt dan aan op de details zoals poten, snavels, kleur en plaats van de ogen in de kop en de tertials(daar heb je ze weer). De juiste combinatie bepaalt de soort en levensjaar. Zilvermeeuwen, kleine en grote mantelmeeuwen ging nog wel.

Pontische meeuwen, zwartkopmeeuwen en geelpootmeeuwen werden alweer wat lastiger te determineren maar met wat oefening in het veld vermoed ik dat het op den duur wel gaat lukken. Hoewel de zwartkop-meeuw in zomerkleed geen probleem is en in winterkleed zie je ze hier amper want dan zitten ze toch in het zuiden.
adult zilvermeeuw C6

En zo zijn per meeuw details die de soort kenmerken en onderscheidend zijn. Als dat onderscheid er niet is, kunnen ringen uitkomst bieden. Overal worden meeuwen geringd en wordt onderzoek gedaan naar trekroutes, foerageergedrag, leeftijden en voortplanting. Zelf lees ik ringen ook af en meld alle afgelezen ringen van ganzen en zwanen op www.gees.org , ringen van lepelaars en meeuwen heb ik wel afgelezen maar nog niet gemeld. Onlangs zag ik op de dijk bij Westkapelle een adult zilvermeeuw met rechts de gele pootring C6. Ik ben benieuwd wie dit is en waar het beestje vandaan komt. Ik hoop dat Theo mij uitsluitsel geeft. Hij heeft mij in ieder geval gemotiveerd om nog scherper naar meeuwen te kijken. Een mooie herinnering aan Pierre, zo heeft hij mij toch weer aangemoedigd om verder te kijken dan mijn neus lang is.

Geen opmerkingen: