dinsdag 26 april 2016

Zwarte Cor, deel III

roekenkolonie bij jachthaven Hermenzeil, Raamsdonk
We zijn alweer een paar weken verder en ik heb inmiddels mijn tweede ronde roeken kolonies tellen achter de rug. En daar werd ik wel een beetje vrolijk van. De mij bekende kolonies waren met enkele nesten, iets uitgebreid. Zo was de grootste kolonie bij Knooppunt Hooipolder, de kruising van de A27 en A59 van 95 nesten in maart naar nu 105 nesten gegroeid. Ook de kolonie bij jachthaven Hermezeil bij Waspik was flink gegroeid. Er was slechts een kolonie kleiner dan de eerste telling in maart en dat was de kolonie aan de A59 bij afslag 36 naar Sprang Capelle. Hier telde ik twee nesten minder, en dat is te overzien. Maar wat wel zorgelijk is, is dat met name deze kolonie alweer vijf jaar op rij een daling laat zien naar nu nog 32 bewoonde nesten. Deze kolonie komt af van maar liefst 74 bewoonde nesten in 2011.

Ik schreef in "Zwarte Cor deel II" dat ik overwoog om de twee kolonies langs de parkeerplaatsen aan de A59 erbij te nemen, nu, dat is inmiddels gebeurd, net als de kolonies in Den Hout en Oosteind. In totaal tel ik nu tien kolonies,in totaal goed voor 450 bewoonde nesten. Als uit al deze nesten, zeg maar, gemiddeld vier a vijf eieren uitkomen(tot 9 eieren is mogelijk) dan hebben we het toch over ruim tweeduizend jonge roeken in de regio Oosterhout. Geen gering aantal zou je zeggen, maar hoe komt het dan toch dat landelijk het aantal broedparen per jaar afneemt met 5%? In onze regio betekent dat dus een jaarlijkse afname van ongeveer 2.022 roeken(oudervogels en aanwas van 2.000 jongen bij elkaar).

Roeken zijn al sinds de vogelwet van 1936 beschermd, er worden geen afschotvergunningen afgegeven, ze hebben geen natuurlijke vijanden in de vorm van roofdieren die de populatie onder druk kunnen zetten. Dan staat niets in de weg voor een ongebreidelde groei van de landelijke populatie zou je denken. Maar niets is minder waar, de efficiënte bewerking van de landbouwgronden door de boeren, zorgt ervoor dat er minder regenwormen, emelten en verschillende andere insecten beschikbaar zijn. Vaak richten de roeken zich dan tot zaaigoed zoals granen, maïs en zelfs aardappelen en erwten.

Daar zijn de boeren in eerste instantie niet blij mee. Maar toch begint het besef te komen dat roeken nuttige dieren zijn die schadelijk ongedierte zoals emelten en ritnaalden kunnen opruimen. De waarde van de roek als bestrijder van insectenplagen wordt langzaam maar zeker duidelijk. Mijn grote wens is dan ook, dat dit besef ervoor gaat zorgen dat de roekenstand niet verder achteruit gaat en zo rond de 51.000 broedparen blijft schommelen of zelfs nog wat kan gaan groeien.

Geen opmerkingen: